Naar aanleiding van de Internationale Dag voor Epilepsie op 13 februari 2017 hebben de Onafhankelijke Ziekenfondsen de aandacht gevestigd op het grote geneesmiddelengebruik door epilepsiepatiënten en alle risico’s vandien (https://www.mloz.be/nl/art/epileptici-slikken-jaarlijks-12-verschillende-geneesmiddelen).

Zo blijkt onder andere dat de meeste patiënten die behandeld worden met anti-epileptica, ook lijden aan andere chronische ziekten dan epilepsie en dat ze, naast anti-epileptica, gemiddeld 12 verschillende geneesmiddelen per jaar innemen (onder andere antibiotica, analgetica, antihypertensiva, antidepressiva …). Dit kan deels verklaard worden door het feit dat de prevalentie van epilepsie tweemaal hoger is bij personen ouder dan 65 jaar, een populatie met hoog risico van comorbiditeiten, en door het feit dat anti-epileptica ook gebruikt worden voor andere indicaties dan epilepsie, bijvoorbeeld bij neuropathische pijn, migraine of bipolaire stoornissen. Gezien anti-epileptica geneesmiddelen zijn met een nauwe therapeutisch-toxische marge en met een hoog risico van ongewenste effecten en interacties, is het dus belangrijk het therapeutisch schema van de patiënt regelmatig opnieuw te evalueren.

Uit deze studie blijkt ook dat valproïnezuur het meest frequent gebruikt anti-epilepticum is. Valproïnezuur is bij de meeste patiënten een goede initiële keuze maar het is zorgwekkend dat dit geneesmiddel soms nog gebruikt wordt bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd ondanks het duidelijk risico van teratogeniteit. Valproïnezuur verhoogt, meer dan andere anti-epileptica, het risico van congenitale misvormingen en gedragsstoornissen bij het kind dat in utero is blootgesteld. Bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd die wensen zwanger te worden, wordt aangeraden om het gebruik van valproïnezuur en van combinaties van anti-epileptica tijdens de zwangerschap zo mogelijk te vermijden. In verband met het teratogene risico van anti-epileptica, zie Folia maart 2015