: geneesmiddel onder aanvullende monitoring, waarvoor het melden van ongewenste effecten aan het Belgisch Centrum voor Geneesmiddelenbewaking wordt aangemoedigd.

 

Axitinib (Inlyta®; hoofdstuk 13.7.) is een proteïnekinaseremmer ter hoogte van de receptoren voor de vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF). Axitinib wordt voorgesteld voor de behandeling van gevorderd niercarcinoom. De voornaamste ongewenste effecten van axitinib zijn gastro-intestinale last, huiderupties, bloedingen, schildklierstoornissen, arteriële hypertensie en arteriële en veneuze trombo-embolische incidenten. Axitinib is een substraat van CYP3A4 met mogelijkheid van interacties (zie tabel Ib in de Inleiding van het Repertorium)1.

Bazedoxifen (Conbriza®; hoofdstuk 9.5.4.) is een selectieve oestrogeenreceptor-modulator; bazedoxifen wordt, zoals raloxifen, voorgesteld voor de behandeling van postmenopauzale osteoporose. De in de SKP aanbevolen dosis is 20 mg per dag. Bazedoxifen heeft, zoals raloxifen, een agonistisch effect ter hoogte van de oestrogeenreceptoren van het skelet en de lever, en een antagonistisch effect ter hoogte van de oestrogeenreceptoren in het borstweefsel en het endometrium. De ongewenste effecten van bazedoxifen zijn vergelijkbaar met deze van raloxifen en zijn vooral warmte-opwellingen, spierkrampen in de benen en verhoogd risico van veneuze trombo-embolische incidenten. In een placebogecontroleerde, gerandomiseerde studie leidde bazedoxifen tot een vermindering van de asymptomatische wervelfracturen (radiologisch vastgesteld) maar niet van symptomatische wervelfracturen of van niet-wervelfracturen. In het algemeen was bazedoxifen niet doeltreffender dan raloxifen, en het profiel van ongewenste effecten was niet beter dan dit van raloxifen. Bazedoxifen heeft dus geen meerwaarde ten opzichte van raloxifen, en deze geneesmiddelen zijn geen eerste keuze bij de behandeling van osteoporose (zie ook hoofdstuk 9.5. in het Repertorium)2,3.

Dapoxetine (Priligy®; hoofdstuk  7.4.) is een selectieve serotonine-heropnameremmer (SSRI) chemisch verwant aan fluoxetine, maar met korte werkingsduur. Dapoxetine wordt voorgesteld voor de behandeling van voortijdige ejaculatie. Men weet reeds lang dat SSRI’s de ejaculatie vertragen, en deze middelen worden daarom soms off-label gebruikt bij voortijdige ejaculatie. De doeltreffendheid van dapoxetine is beperkt, en men dient ook rekening te houden met het belangrijke placebo-effect in deze problematiek. De ongewenste effecten van dapoxetine zijn deze van de SSRI’s in het algemeen (zoals gastro-intestinale last, neurologische stoornissen, hyponatremie, serotoninerg syndroom, zie ook hoofdstuk 10.3.1.1. in het Repertorium);  daarenboven zijn gevallen van orthostatische hypotensie en syncopes beschreven. Dapoxetine is een substraat van CYP2D6 en CYP3A4 , een zwakke inhibitor van CYP2D6 en een inductor van CYP3A4, met mogelijkheid van interacties (zie tabel Ib in de Inleiding van het Repertorium). Farmacodynamische interacties met antidepressiva en met andere serotoninerge geneesmiddelen kunnen niet uitgesloten worden. Dapoxetine is gecontra-indiceerd bij patiënten met manie of ernstige depressie. Het risico van hypotensie is verhoogd bij associatie met andere geneesmiddelen met hypotensief effect. Gezien de mogelijk ernstige ongewenste effecten en het risico van interacties kan men zich afvragen wat de risico-batenverhouding is van dapoxetine bij een patiënt met klachten van voortijdige ejaculatie4.

Mirabegron (Betmiga®; hoofdstuk  7.1.1.) is een urinair spasmolyticum voorgesteld voor de behandeling van blaasinstabiliteit.  De in de SKP aanbevolen posologie is 50 mg éénmaal per dag. Mirabegron is een β3-adrenerge receptoragonist; het werkingsmechanisme van mirabegron verschilt dus van dit van de anticholinergica. De voornaamste ongewenste effecten van mirabegron zijn tachycardie en urinaire infecties.  Mirabegron is een inhibitor van CYP2D6 en van P-glycoproteïne (P-gp), met mogelijkheid van interacties (zie tabel Ib resp. Id in de Inleiding van het Repertorium). De doeltreffendheid van mirabegron is beperkt, en werd slechts bestudeerd in kortetermijnstudies. Er zijn geen studies waarbij mirabegron direct vergeleken wordt met anticholinerge spasmolytica. Volgens de aanbevelingen van het National Institute for Health and Clinical Excellence (NICE), is gebruik van mirabegron bij de aanpak van blaasinstabiliteit slechts gerechtvaardigd bij onvoldoende doeltreffendheid van anticholinerge spasmolytica of wanneer deze laatste gecontra-indiceerd zijn of niet verdragen worden5,6

Glycopyrronium (Seebri Breezhaler®; hoofdstuk  4.1.2.2.) is een anticholinergicum met lange werkingsduur, voorgesteld voor gebruik via poederinhalatie voor de behandeling van chronisch obstructief longlijden (COPD).  In vergelijkende studies was glycopyrronium niet doeltreffender dan tiotropium, een ander anticholinergicum met lange werkingsduur voor inhalatie. De ongewenste effecten van glycopyrronium zijn deze van de anticholinergica via inhalatie (zoals monddroogte, visusstoornissen, palpitaties, obstipatie, urineretentie); de mogelijkheid van een verhoogd risico van cardiovasculaire ongewenste effecten zoals verlenging van het QT-interval, voorkamerfibrillatie, hartfalen en syncope is gesignaleerd, en zet aan tot voorzichtigheid. Er is in ieder geval geen meerwaarde van glycopyrronium aangetoond ten opzichte van de andere langwerkende anticholinergica via inhalatie. 7

– De specialiteit Dytac® op basis van triamtereen, een kaliumsparend diureticum (hoofdstuk 1.4.2.), is van de markt gehaald. Triamtereen is nog steeds beschikbaar in associatie met thiazidediuretica.

– De specialiteit Andractim® op basis van androstanolon (hoofdstuk  5.3.4.), een natuurlijk androgeen gebruikt onder vorm van een cutane gel, is van de markt gehaald.

– De specialiteit Para® op basis van depallethrine (hoofdstuk 15.1.5.), die gebruikt wordt onder vorm van spray of shampoo voor de behandeling van hoofdluizen, is van de markt gehaald.

 

_______________________

 

1 La Revue Prescire 2013 ; 357 :494-5

2 La Revue Prescrire 2010 ; 317 :174-5

3 Pharma Selecta 2011 ; 27 :18-23

4. La Revue Prescrire 2009 ; 3313 :811-4

5 DTB 2013 ; 51 :90-2 (doi :10.1136/dtb.2013.8.0196

6 National Institute for Health and Clinical Excellence via https://guidance.nice.org.uk/TA290

7. La Revue Prescrire 2013 ; 360 :726-30