Sinds eind de jaren ‘70 wordt het gehalte aan geglycosyleerd hemoglobine (HbA1c) gebruikt als richtlijn voor de aanpak van diabetes. Geglycosyleerd hemoglobine ontstaat door binding van glucose aan het hemoglobine. Het gehalte aan HbA1c weerspiegelt bijgevolg het gemiddelde glucosegehalte in het bloed tijdens de laatste 8 à 12 weken. Tot op heden werd HbA1c gemeten volgens de standaardisatiemethode van het National Glycoprotein Standardisation Program (NGSP) (zoals toegepast in de DCCT-studie), en werd het resultaat van de HbA1c-bepaling uitgedrukt als percentage van het totaal hemoglobine-gehalte (%).
Om te beantwoorden aan de eis voor standaardisering zijn er vanaf 1 juni 2011 twee veranderingen in verband met de meting van HbA1c.
– Enerzijds ontwikkelde het International Federation of Clinical Chemistry (IFCC) een meer specifieke meetmethode voor HbA1c. Deze methode resulteert in lagere waarden voor HbA1c.
– Anderzijds werd beslist om het HbA1c-gehalte uit te drukken in mmol HbA1c /mol totaal hemoglobine (mmol/mol), dit om het risico van verwarring tussen de resultaten met de oude en de nieuwe methode te beperken, en om de eenheden van het Internationale Stelsel van Eenheden (SI) te gebruiken.
In de conversietabel hieronder worden de overeenkomstige HbA1c-waarden in de twee eenheden opgesomd. De HbA1c-waarden volgens de IFCC-methode zullen voor een normale populatie tussen de 20 en de 42 mmol/mol liggen, wat overeenkomt met de vroegere waarden van 4 – 6 %.
Vanaf 1 juni 2011 zullen in alle publicaties en laboverslagen de HbA1c-waarden uitgedrukt worden in mmol/mol. Om deze omschakeling te vergemakkelijken, zal het HbA1c-gehalte in een eerste tijd ook nog omgezet worden en vermeld worden in %.
Voor meer details, zie de website van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid: https://www.iph.fgov.be
HbA1c (%)
|
HbA1c (mmol/mol)
|
4.0
|
20
|
5.0
|
31
|
6.0
|
42
|
6.5
|
48
|
7.0
|
53
|
7.5
|
58
|
8.0
|
64
|
8.5
|
69
|
9.0
|
75
|
9.5
|
80
|
10.0
|
86
|
10.5
|
91
|
11.0
|
97
|
11.5
|
102
|
12.0
|
108
|