De media vestigen de aandacht op een mogelijk risico van depressie bij vrouwen die  hormonale anticonceptiva gebruiken. De studie die de aanleiding is voor deze media-aandacht is een observationele studie waarvan de resultaten wijzen op een verhoogd risico van depressie, vooral bij adolescenten en gedurende de eerste zes maanden van de behandeling. Hoewel de resultaten van een dergelijke observationele studie niet toelaten te besluiten of er een oorzakelijk verband bestaat, voegen ze zich bij al eerdere vermoedens hierover, en nopen ze tot voorzichtigheid, vooral bij adolescenten met risico van depressie.

Het risico van depressieve stemming met orale anticonceptiva is niet nieuw; het zou voornamelijk te wijten zijn aan het progestageen in de oestroprogestagene associaties.  In een recente prospectieve cohortstudie werd het verband onderzocht tussen het gebruik van hormonale anticonceptiva en het optreden van depressie. Vrouwen met antecedenten van depressie of andere majeure psychiatrische stoornissen waren uitgesloten. De resultaten van de studie tonen een statistisch significante stijging van het gebruik van een antidepressivum of van de diagnose van depressie in een psychiatrisch ziekenhuis, bij vrouwen onder hormonale anticonceptiva,  in vergelijking met vrouwen die geen hormonale anticonceptiva nemen. Het relatief risico (RR) voor de oestroprogestagene associaties bedroeg 1,23; voor de minipil 1,34; voor het IUD met levonorgestrel 1,4; voor de vaginale ring 1,6; voor de pleisters 2,0; voor het implantaat 2,1; voor de prikpil 2,7. Dit risico was vooral hoog bij jonge vrouwen tussen 15 en 19 jaar [RR voor de oestroprogestagene associaties 1,8; voor de minipil 2,2; voor de andere preparaten worden de relatieve risico’s niet vermeld] en dit gedurende de eerste zes maanden van de behandeling. De resultaten van deze studie laten niet toe om na te gaan of het risico van depressie hoger is met bepaalde progestagenen.
Gezien de beperkingen van een dergelijke observationele studie, laten deze resultaten niet toe een bewijs te leveren van een oorzakelijk verband, maar ze voegen zich bij al eerdere vermoedens hierover, en nopen tot voorzichtigheid, vooral bij adolescenten met risico van depressie (bv. met antecedenten van depressie of psychiatrische stoornissen).

Bronnen