World animal vaccination day – Vaccins: al meer dan 200 jaar een onbetwist succesverhaal
Vaccinatie biedt zowel mensen als dieren bescherming tegen ziekten en wordt algemeen beschouwd als een van de grootste medische verworvenheden van de moderne tijd.
World Animal Vaccination Day op 20 april van elk jaar is bedoeld om de bewustwording rond het belang van vaccinatie van dieren levend te houden. De diergeneeskundige redactie van het BCFI schreef naar aanleiding hiervan onderstaand artikel om het succes van vaccinaties te illustreren met voorbeelden uit zowel de humane geneeskunde, als uit de diergeneeskunde.
Dit succes komt vaak niet alleen het gevaccineerde individu ten goede. Indien de vaccinatiegraad binnen een populatie voldoende groot is, kan dit leiden tot de bescherming van de populatie. De ziekteverwekker circuleert dan niet of in veel mindere mate in de populatie waardoor ook niet gevaccineerde dieren beschermd worden. Het succes van een vaccinatie kan dan tegelijkertijd zijn “vijand” worden. Het besef dat men een dier moet beschermen tegen ernstige ziekten die dankzij vaccinatie niet of veel minder voorkomen, neemt dan af.
Vaccinatie is een preventieve handeling en vaccins verschillen van andere geneesmiddelen in die zin dat zij bestemd zijn voor gezonde individuen. Vaccinatie heeft vele successen gekend. Enkele voorbeelden hiervan die tot de verbeelding spreken, worden in dit artikel beschreven.
In 1796 slaagde Edward Jenner erin de jonge James Phipps tegen pokken te beschermen door een “vaccinatie” uit te voeren. Meer dan 140 jaar geleden, toen Louis Pasteur in 1881 vaccins tegen miltvuur en vogelcholera introduceerde, stelde hij ter ere van Jenner voor om elke vorm van immunisatie aan te duiden met de twee termen “vaccin” en “vaccinatie”. Pasteur maakte vaccinatie echt populair als middel om besmettelijke ziekten te voorkomen.
De meeste vaccins zijn injecteerbaar, met uitzondering van bijvoorbeeld het orale poliovaccin of het oraal vaccin tegen Bordetella bronchiseptica-infectie bij de hond. De patiënt kan een injectie opvatten als een aanval op zijn of haar lichamelijke integriteit of als een blootstelling aan een vreemde of zelfs gevaarlijke stof. Twee redenen waarom sommige personen zich vragen stellen over het nut van vaccinatie zowel bij zichzelf als bij hun huisdieren. Binnen de geneeskunde bestaan er echter talrijke wetenschappelijke bewijzen die in zeer uiteenlopende situaties de doeltreffendheid van vaccinatie aantonen. Nadelige bijwerkingen zijn zeldzaam. Deze bijwerkingen worden geregistreerd door nationale en internationale agentschappen in uitvoering van de regelgeving terzake. Het in de handel brengen van een vaccin is steeds gebaseerd op een positieve baten-risicoanalyse. Zowel in de humane geneeskunde, als in de diergeneeskunde wordt het vaccin vervolgens gecontroleerd tijdens periodieke veiligheidsbeoordelingen.
In de diergeneeskunde tonen de volgende voorbeelden de doeltreffendheid aan van vaccinatie bij het bestrijden van besmettelijke ziekten. Eind 19e eeuw werd in Europa de runderpest uitgeroeid door het toepassen van sanitaire maatregelen. Maar dankzij het door Walter Plowright ontwikkelde verzwakt levende vaccin, dat werd gebruikt in talrijke vaccinatiecampagnes in Afrika en Azië, werd de ziekte in 2011 mondiaal uitgeroeid. Na het uitroeien van pokken bij de mens, werd runderpest daarmee de tweede virale ziekte die wereldwijd is uitgeroeid. Mond-en-klauwzeer (MKZ), een dodelijke ziekte bij herkauwers en varkens, werd in Europa tussen 1960 en 1992 bestreden door een vaccinatie. Het besluit om te stoppen met vaccineren is genomen op basis van een kosten-batenanalyse waarbij niet alleen rekening is gehouden met de kostprijs van de vaccinatie, maar ook met het risico op ziekte na vaccinatie en de re-introductie van het virus vanuit derde landen. Vaccinatie bleek doeltreffend bij de uitroeiing van MKZ. Dit virus stak in Europa opnieuw de kop op als gevolg van insleep vanuit derde landen of na een bioveiligheidsprobleem in een laboratorium. De ziekte van Aujeszky, een virale ziekte bij varkens, is in verschillende Europese landen, waaronder België, uitgeroeid. Dit was enkel mogelijk door het gebruik van merkervaccins (gebaseerd op de deletie in het gen dat codeert voor glycoproteïne E) te combineren met sanitaire maatregelen die gericht waren op het opsporen en ruimen van besmette dieren. Blauwtong is het meest recente voorbeeld. Deze virale ziekte die door Culicoïdes-insecten wordt overgedragen, teisterde in 2006 West-Europa. Door de combinatie van groepsimmuniteit en vaccinatie die vanaf 2008 op grote schaal werd toegepast, is men erin geslaagd om deze ziekte nagenoeg te hebben uitgeroeid.
De menselijke geneeskunde bleef niet achter. Tot het einde van de jaren 60 doodden pokken elk jaar 2 miljoen mensen. De ziekte werd in 1980 uitgeroeid na massale vaccinatiecampagnes. Voordat het eerste vaccin in 1964 werd geïntroduceerd, telden de Verenigde Staten jaarlijks 212.000 gevallen van bof. In 1983 en 1985 was dit aantal gedaald tot slechts 3.000 gevallen per jaar. In 1988 werd het aantal poliogevallen geschat op 350.000 gevallen, verspreid over meer dan 125 landen. In een resolutie van de World Health Assembly van de Wereldgezondheidsorganisatie wordt opgeroepen om door vaccinatie polio mondiaal uit te roeien. Het aantal gevallen veroorzaakt door het wilde poliovirus is sinds 1988 met meer dan 99% gedaald, tot 175 gemelde gevallen in 2019. Als gevolg van dit initiatief zijn bij meer dan 18 miljoen mensen verlammingen voorkomen. In 1991 startte de Verenigde Staten met de routinematige vaccinatie van kinderen tegen hepatitis B. Het gevolg was een daling van de incidentie van acute hepatitis B bij kinderen en adolescenten met 95% en een daling van de incidentie in de totale bevolking met 75%.
Het hondenziektevirus (distempervirus) is net als het mazelenvirus waarmee het veel eigenschappen gemeen heeft, een Morbillivirus. Voor de introductie van het eerste mazelenvaccin in 1963, telden de Verenigde Staten jaarlijks 500.000 gevallen bij de mens. Sinds de routinematige vaccinatie is de incidentie van mazelen met 98% gedaald en zijn de cycli van epidemieën verdwenen. Europa vertoonde dezelfde gezondheidsverbetering tot 2017. In dat jaar werden 14.600 gevallen van mazelen gemeld; drie keer zoveel als in 2016 (4642) en 2015 (4000). Het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) stelde vast dat deze toename van de incidentie gekoppeld was aan een ontoereikende vaccinatiegraad in meerdere Europese landen. In 22 van de 29 landen bedroeg de vaccinatiegraad voor de tweede vaccinatiedosis minder dan 95%. Dit is de drempel die nodig is om de circulatie van het mazelenvirus te onderbreken. Het is verleidelijk om deze hypothese van een te lage vaccinatiegraad te extrapoleren naar hondenziekte bij de hond. De Finse epidemie werd toegeschreven aan een kritieke daling van de immuniteit binnen de hondenpopulatie tussen 1990 en 1994. Deze daling werd in verband gebracht met een gebrek aan doeltreffendheid van de primaire vaccinatie wat waarschijnlijk veroorzaakt werd door interferentie met maternale antistoffen. De toename van het aantal pups met een hoog gehalte aan antistoffen viel inderdaad samen met het einde van de Finse epidemie in 1995.
Deze voorbeelden illustreren de doeltreffendheid van vaccinatie voor de bescherming van het individu en voor de collectieve bestrijding van een overdraagbare ziekte. Het succes van de bestrijding wordt bepaald door de combinatie van vaccinatie, groepsimmuniteit ontstaan door natuurlijke infecties en hygiënische maatregelen die in de diergeneeskunde onder de term “bioveiligheid” bekend zijn. Deze succesvolle combinatie wordt toegepast in de humane geneeskunde en de diergeneeskunde ten bate van de wereldwijde volksgezondheid.
De SARS-CoV-2-pandemie heeft het belang van vaccinatie op de voorgrond geplaatst. De crisis is een belangrijke stimulans geweest voor de ontwikkeling van nieuwe vaccintypes zoals RNA-vaccins. De geciteerde voorbeelden illustreren de doeltreffendheid van conventionele, levende of geïnactiveerde, vaccins. In de komende jaren belooft het onderzoek naar adjuvantia, subunit-vaccins, vectorvaccins en RNA-vaccins te leiden tot vaccins met een nog grotere werkzaamheid en veiligheid. “Voorkomen is beter dan genezen”: dit gezegde is bijzonder toepasselijk op vaccinatie om de gezondheid en het welzijn van dieren en mensen te garanderen.